Archaïsche torso van Apollo

Wij zagen nooit zijn ongekend gezicht,
De oogappels die daarin rijpten. Maar
Zijn torso gloeit nog als een kandelaar,
waarin zijn blik, met een getemperd licht,

nog glanzen blijft. Anders zou jou de boeg
der borstkas niet verblinden, en in ‘t zacht
draaien der lendenen was niet die lach
naar ‘t midden toe dat het geslachtsdeel droeg

Anders stond deze steen geknot, beschadigd,
in zijn doorschijnende schoudercascade,
en zou niet glinsteren als roofdierhuid,

en zou niet als een ster losbreken uit
zijn vorm: geen plek aan hem die jou niet ziet.
Zo doorgaan met je leven kun je niet.

(Vertaling: Peter Verstegen, Amsterdam 1998)

Les over zwarte en roze brillen

Toen mijn neefje laatst chagrijnig was, zei hij: “Laat me nu maar even, ik bekijk alles door een zwarte bril.” Ik keek verbaasd op. Het bleek dat hij op school gelukslessen had gehad, waarbij hij had geleerd dat je dingen door een roze en een zwarte bril kunt zien. Ik vind het een goeie vondst, want de bewustwording van je humeur leert kinderen om dingen in een perspectief te zien. Nu bekijk ik alles even met een zwarte bril, maar straks zet ik hem weer af en zie ik het misschien weer anders. En niet onbelangrijk om te leren: je mag heus een poosje chagrijnig zijn. Dat hoort er ook bij.

Afgelopen vrijdag opende de School of Life een vestiging in Amsterdam. Het is een initiatief van de Britse filosoof Alain de Botton. Hij vindt dat onze huidige scholen en universiteiten weinig tot geen aandacht besteden aan de dingen waar het eigenlijk om draait in ons leven. Waarom krijg je op de middelbare school louter lessen wiskunde, Frans en economie maar geen over vriendschap, liefdesverdriet of geluk? Terwijl het laatste veel belangrijker is in het leven van een mens. Om hier wat aan te doen opent De Botton over de hele wereld zijn eigen scholen waar deze onderwerpen met een filosofische knipoog op de agenda staan.

Een goed idee, maar hoe zou je dat kunnen doortrekken naar ons huidige schoolsysteem? Om bij het thema geluk te blijven zou ik Sonja Lyubomirsky hierbij betrekken. Deze Amerikaanse psychologe doet als een van de weinigen op deze wereld wetenschappelijk onderzoek naar geluk. Zij ontdekte dat je met veel moeite en vastberadenheid gelukkiger kan worden in je leven. Ze geeft in haar boek de Maakbaarheid van het Geluk talrijke praktische punten waar je je op kan richten. Ik zet ze om in een paar keuzevakken:

  1.  Het vak flexibelkunde. Hierin leer je net als mijn neefje om dingen vanuit verschillende perspectieven te zien en om te gaan met de wisselende omstandigheden. Alles verandert nu eenmaal in het leven. Je krijgt geheid te maken met sterfgevallen, pesterijen en pech (sorry zwarte bril). Maar wat zijn de beste methodes om hiermee om te gaan? In dit keuzevak bouwen we aan de flexibele veerkracht van onze leerlingen.
  2. Het vak vriendschapsleer. Vrienden zijn een van de grootste geluksfactoren van de mens. Want duurzamer dan menig geliefde, kun je een heel leven lang lief en leed met ze delen. Daarnaast weet iedereen hoe belangrijk een netwerk en een goede kruiwagen is. Waarom dan geen lessen op school waarin je leert hoe je je tot elkaar verhoudt, hoe je vrienden kunt maken en behouden?
  3. Het vak duidelijke doelen stellen. Wat wil jij eigenlijk bereiken in het leven? Hier vroeg aandacht aan besteden is belangrijk. Waarbij aangetekend dat het werken naar een doel vaak al meer geluk oplevert dan de uiteindelijke uitkomst. Op de middelbare school kreeg ik welgeteld één uurtje les van een decaan. Het resultaat? Twee mislukte studiekeuzes 😉

Begrijp me niet verkeerd. Ik denk dat veel bovengenoemde aspecten heus aan bod komen op onze scholen, maar indirect, tussen neus en lippen door of als het kalf allang verdronken is. Waarom niet expliciet, zodat onze kinderen weerbaar worden voor alles wat ze in het leven kunnen gaan meemaken? Of kijk ik nu teveel door een roze bril?

 

 

Wollen Sie einen Looping machen? Deel 2

(deel 1 gemist? Klik hier)

Vaak blijf je in je leven in je comfort zone. Soms raak je eruit. Zo ook nu: ondanks vliegangst ga ik toch in een zweefvliegtuig zitten. Maar dan draait de piloot zich naar me om en vraagt: “Wollen Sie einen Looping machen?”

Door mijn hoofd flitst het volgende: “Aaaah, horror!” Maar snel daarna: “Als ik nu een looping maak, durf ik daarna vast in elk normaal vliegtuig te stappen.” Tot mijn eigen verbazing zeg  ik: “Warum nicht?!” De piloot aarzelt niet en trekt aan de stuurknuppel. De neus van het vliegtuig gaat razendsnel omhoog. Ik kijk uit het raam en zie de wereld onder me wegglijden. We hangen ondersteboven! Voordat ik het echt besef, vliegen we alweer recht. Ik slaak een zucht van verlichting en veeg de zweetdruppels van mijn hoofd. Ik lach, maakte ik me hier nu druk om?

De piloot draait zich nog een keer om. Hij glimlacht als een James Bond-achtige schurk en gooit het stuur helemaal om. Het vliegtuig kantelt en we maken een duikvlucht naar beneden. “Was machen Sie jetzt?” schreeuw ik. Ik voel aan alles dat ik dood ga (terreur zone). De aarde komt vliegensvlug op ons af.

“Ik stort neer en ik ben maar 25”, schiet  het door mijn hoofd. Dan trekt de vliegenier het vliegtuig weer recht en we gaan rustig verder.  “Eikel,” mompel ik, terwijl een mengsel van angst en adrenaline door mijn lijf schiet. We landen. Mijn vrienden zijn enthousiaster dan ik: “Jemig, Jaap, dat zag er spectaculair uit!” Ik trek mijn shirtje recht en bedank de piloot. Ik zeg beschaamd: “Tja jongens, dat was nu een looping.” Over de duikvlucht heb ik het maar even niet.

Achteraf ben ik blij dat ik de cirkels van angst waar ik het de vorige keer over had eens een keer helemaal ben doorgegaan.  Van staan op de grond (comfortabel) naar opstijgen (stretch) naar looping (meer stretch) naar de onaangekondigde duikvlucht (terreur).

Toch was de laatste zone voor mij niet nodig geweest. Ik denk er nog steeds niet graag aan terug. De looping was een  stimulerende prikkel, maar die duikvlucht was teveel – net niet traumatiserend. Ik denk dat je in je leven moet proberen om regelmatig uit je comfort zone te komen om nieuwe grenzen te verkennen, maar dat je die terreur zone moet vermijden.

Wat heeft het zweefvluchtje opgeleverd?  In een vliegtuig zie ik niet meer een grafkist, maar steeds meer een handig vervoermiddel. Zolang hij maar recht blijft vliegen…

Wollen Sie einen Looping machen?

Daar staat mijn doodskist! denk ik altijd als ik een vliegtuig zie waarmee ik ga reizen. Dat moet met mijn traumatische eerste vliegreis naar Sydney te maken hebben. Daar zit ik, 19 jaar en alleen op reis naar Australië. Ik kijk uren trillend en bevend als een rietje uit het raam. Tot een stewardess het niet meer kan aanzien en me meeneemt naar de cockpit (het was voor 9/11). We vliegen boven Dehli, en terwijl angstig tuur naar de ontelbare lichtjes, stellen de piloten me met behulp van hun indrukwekkende instrumenten gerust. Tevergeefs, ik blijf in de jaren die volgen met een onbestemd gevoel in het vliegtuig zitten. De hoogste tijd om er iets aan te doen. Ik pak een boek…

Wat opvalt in de meeste zelfhulpboeken is dat je dingen moet doen die buiten je comfortzone liggen. Bij managementgoeroes betekent dit dat je over gloeiende steenkolen moet lopen of moet gaan liggen op een spijkerbed. “Als je dit kan, kun je het andere ook!” schreeuwt Emile Ratelband (Leef die nog?) bijvoorbeeld tegen hete kolenlopers.

Een van de beste boeken op dit vlak is The 4-hour work week. Het eerste dat auteur Timothy Ferris aan de kaak stelt is: waarom doe je niet wat je stiekem gelukkig zou maken? Waarom ga je niet voor die droombaan, of wat houd je tegen om in een vliegtuig te zitten? Ferris geeft zelf het antwoord: angst. Angst voor het onbekende, om te falen of al je zekerheden te verliezen. Om dit te overwinnen stelt hij zogeheten comfort challenges voor zoals:

1. Onbekenden op straat aan blijven staren totdat zij wegkijken.
2. Elke dag op straat systematisch telefoonnummers van leden van de andere sekse vragen. (alleen te doen als vrijgezel;-)
Behoorlijke horroropdrachten als je het mij vraagt. Laat ik ze eens in een schema plaatsen.Cirkel-van-Angst

Er zijn drie zones. De comfort zone, de stretch zone en terreur zone. Het liefst ben je natuurlijk in de eerste zone, denk aan je woonkamer, een mooie dvd en knapperend haardvuur. Je vreest natuurlijk de terreur zone waar je ergste nachtmerries werkelijkheid worden. De stretch zone ligt daar tussenin. Het is de plek om dingen uit te proberen. Je stapt uit je comfort zone, maar wordt nog niet meteen voor de leeuwen gegooid. Dit is de zone waar je het meeste zou leren en groeien. Een dergelijke ervaring kan je klaarstomen voor het grotere werk in de terreur zone. Paradoxaal genoeg is dit ook de plek waar je dromen kunnen uitkomen. Ferris en Ratelband kennen dit principe en halen je daarom uit je comfort zone. “Als je dit kunt, kun je het andere ook!”

Is dat zo? Mijn vliegangst ontwikkelt zich jaren na het bezoekje aan de cockpit behoorlijk door. Dan krijg ik bij een huwelijk in Duitsland plots een korte vlucht in een zweefvliegtuigje aangeboden. Eerst wil ik niet, maar het is een cadeautje en ik wil me ook niet laten kennen bij de andere huwelijksgasten. Als de een na de ander vrolijk uit het vliegtuig stapt, stem ik als allerlaatste trillend toe. Eenmaal boven in de lucht is het vliegen verrassend aangenaam. Het geluid van motoren is afwezig en we zoeven heerlijk door de lucht. Ik bevind me geloof ik in de stretch zone!

Maar niet voor lang. De bejaarde Duitse hobbypiloot draait zich plotseling naar me toe, hij doet zijn ouderwetse vliegbril omhoog en vraagt: “Wollen Sie einen Looping machen?”

Wordt Vervolgd…

 

 

Thank you Mr. President

Dank je wel,” zei Barack Obama afgelopen dinsdag na afsluiting van de NSS-top “it was truly gezellig!” Gelach in de zaal. Een paar eenvoudige woordjes, maar oh zo belangrijk. In het diplomatieke verkeer is bedanken het smeermiddel bij uitstek. Toen ik stage liep bij de Verenigde Naties in Wenen vlogen de thank you’s je dagelijks om de oren. Als je een zin er niet mee begon, leerde ik, was je een onbeleefde hork.

Dat weet Obama natuurlijk als geen ander. Wat hij misschien niet weet is dat dankbaar zijn een van de grootste ingrediënten voor geluk is. Dat zie je al terug in tal van oude wijze spreuken als:

  • Tel je zegeningen.
  • Kijk naar wat je hebt en niet naar wat je mist.

Dat is makkelijk te begrijpen. Als je alleen maar kijkt naar wat je niet hebt –vroeger was alles beter-, word je vanzelf gefrustreerd. Denk maar eens aan de mensen die balen van vrienden die een mooiere partner hebben: “hoe flikt die Willem-Alexander dat toch?” of die klagen dat hun carrière minder voorspoedig verloopt dan ooit gehoopt: “wanneer krijg ik nu eens promotie?” Dit soort gedachten zijn een goed recept om blijvend ongelukkig en gefrustreerd te raken.

Door de waardering uit te drukken voor wat je wél hebt, sta je daar nadrukkelijk bij stil. En als je dat regelmatig doet, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek, word je gelukkiger.

Religies hebben het bedanken daarom niet voor niets geïnstitutionaliseerd door mensen elke dag te laten bidden. Gelovigen danken zo voor het eten, voor wat de dag hen heeft gebracht of voor de naasten die hen elke dag omringen. De Britse filosoof Alain de Botton betoogt in zijn boek Religie voor atheïsten dat met de secularisatie deze belangrijke functie van het dagelijks danken verloren dreigt te gaan.

Maar heb je wel een god nodig om dank te betuigen? Oude filosofen kenden de waarde van het danken ook al. Een mooi voorbeeld vind je in het boek Persoonlijke notities van Marcus Aurelius, de Romeinse Keizer filosoof. Dit werk bestaat uit 12 hoofdstukken, maar in het eerste vind je louter dankbetuigingen. Dus geen lullig dankwoordje aan het begin of het aan het einde van het boek, maar een compleet hoofdstuk! De mensen in zijn omgeving gaat hij daarin stuk voor stuk langs en hij zegt wat hij van hen leerde.

Zo bedankt hij zijn grootvader voor zijn gelijkmatige humeur, zijn vader voor zijn vastberadenheid en zijn moeder voor haar bescheidenheid. Ook vergeet hij zijn leraren en slaven niet. Ik vind het erg leerzaam, omdat deze keizer, die in de Romeinse tijd gelijk stond aan een god, diep door de knieën gaat om iedereen te bedanken voor wat hij heeft bijgedragen aan zijn leven.

Iemand bedanken voor wat hij voor je heeft gedaan, is ongelooflijk belangrijk. Hoe vaak hoor je bij ruzies over onbelangrijke zaken niet: “al had ie nu alleen maar even dank je wel gezegd, dan had ik hem zo weer in mijn armen gesloten,” of bij iemand die is overleden: “had ik hem nu nog maar even kunnen bedanken voor alles wat hij deed voor mij.” Daarbij heeft dank je wel zeggen trouwens ook een sterke communicatiefunctie. Je kunt er een (langdradig) gesprek of bijeenkomst duidelijk en beleefd mee beëindigen. Truly gezellig, thank you.

Hartelijk dank voor het lezen van dit artikel.

Alles is mimese

Tot mijn stomme verbazing was het nergens meer te krijgen: quinoa. Uitverkocht! Sinds enkele jaren eet ik met regelmaat deze supervoedzame graansoort na een gouden tip van Maarten ’t Hart in zijn Dovemansorendieet. Maar tegenwoordig blijk ik niet de enige! Vooral hip Amsterdam is verknocht geraakt aan de Inca-korrel. Het is een rage, een hype en een typisch geval van MIMESE: mensen apen elkaar na in dingen waarvan ze denken dat de ander beter af is. Vaak onbewust en niet wetend dat het de grootste vijand is van een gelukkig leven.

Een bekende variant is de mimetische begeerte, alles willen hebben wat de ander heeft. Dit begint al vroeg op het schoolplein waar kinderen elkaars merk gympjes kopiëren en het eindigt met volwassenen die verlangen naar de smartphone van de ander, dat reisje (ben je nog niet in Rio geweest?) of zelfs een bepaald model rollator.

Mimetische begeerte maakt ongelukkig, omdat je niet in alle gevallen kan hebben (die vrouw, die roem, dat geld) wat een ander heeft. Het is onbereikbaar, je hebt de talenten er niet voor of soms is de wereld gewoon niet eerlijk…

Natuurlijk zijn er graaiers die toch pakken wat ze pakken kunnen, maar zij betalen onvermijdelijk een prijs voor hun hebzucht (gevangenisstraffen, arbeidsconflicten, echtscheidingen). Mensen die beroemd willen worden, maar geen talent hebben, zie je vaak genoeg schutteren in tv-shows. En hoe gedraag je je als jouw buurman wel wint in de Postcodeloterij? Jaloezie is overal.

Een tegengif voor mimese is noodzakelijk. Gelukkig denken mensen daar al eeuwen over na:

  1. Stop met het maken van vergelijkingen. Volgens filosoof Bertrand Russell is deze gewoonte een fatale voor het geluk van de mensheid. Je hoeft toch niet altijd te kijken of iemand anders het beter heeft dan jij?
  2. Als je dat dan toch wil doen, varieer dan in invalshoeken. Doe het eens met iemand die het minder goed heeft dan jij. Als jij jaloers bent op je collega die een tablet heeft gekregen, draai je dan om en glimlach om de persoon die nog steeds rondloopt met het gratis prehistorische Postbank mobieltje uit 2001 (ik zie ze nog steeds!).
  3. Het klinkt evangelisch, maar wees blij en dankbaar met wat je hebt. Is je eigen vriend, werk of leven nu echt zo slecht? Kijk eens objectief en dank wie dan ook op je blote knieën dat het er is, dat je überhaupt een partner, een baan of een uitkering hebt. Dankbare mensen zijn wetenschappelijk bewezen gelukkiger.
  4. Zet je jaloezie om in bewondering. Als jij denkt, “hoe heeft die lelijke vent, die knappe vrouw gekregen?,” word dan niet jaloers, maar stap op hem af en complimenteer hem. “Hoe heb je dat in godsnaam voor elkaar gekregen? Heb je misschien tips voor mij?” Dit kun je ook doen met succesvolle en beroemde mensen. Interview ze en doe hetzelfde als zij of beter! De hele Romeinse en Japanse succeseconomie was gebaseerd op dit principe: imiteren en verbeteren.

Dat laatste brengt ons weer terug bij mimese. Het elkaar na doen, heeft ook goede kanten. Vanuit de evolutie is die drang er niet voor niets. Goede ideeën en uitvindingen verdienen navolging. Mimese, een woord dat heerlijk klinkt, ik las het zo vaak de laatste tijd dat ik, nippend aan een quinoa-shake, er ook over wilde schrijven…

De zure hel van Jacob de Zoet

Leer je meer over geluk van de fictieve Nederlandse held Jacob de Zoet of van een beroemde Duitse denker als Friedrich Nietzsche? De filosofe Martha Nussbaum weet het antwoord. Ze beweert dat je minstens zoveel kan leren van literatuur als van filosofie. Zij vindt het laatste soms veels te abstract, terwijl krachtige literatuur je moeiteloos kan laten meevoelen met de emoties, redeneringen en ervaringen van de personages. Zo leer je veel sneller!

Toen ik haar citaat las, was ik toevallig net bezig in The Thousand Autumns of Jacob de Zoet. In dit boek verdiept de Britse topauteur David Mitchell (bekend van Cloud Atlas*) zich in het kunstmatige Japanse eilandje Dejimah. Dit is een piepklein eilandje bij Nagasaki waarop de Nederlandse VOC tweehonderd jaar lang een handelsmonopolie mocht uitoefenen met Japan. Acht Hollanders woonden er. Ze mochten het land alleen niet in, want dat wilde afgesloten blijven van de buitenwereld. Daar zaten ze dan, jarenlang tot elkaar veroordeeld. Een soort Utopia zonder camera’s.

 

Dejimah

De duivelskunstenaar David Mitchell zag wel honderden opgelegde kansen voor een roman. Jacob de Zoet is zijn fictieve held. Hij is een soort Balkenende in het begin van de 19e eeuw. Normen en waarden hoog in het vaandel en heel koppig. Zie je de overeenkomsten? Daarbij komt Jacob ook nog eens uit Zeeland. Hij is een onbelangrijke klerk die een corruptieonderzoek moet doen op Dejimah. Denk je in, je zit met zeven andere mannen op een eilandje waar je niet af mag, je moet met ze samenleven en tegelijkertijd onderzoeken of ze corrupt zijn. Hoe houd je dat vol?

Ik heb meer van Jacob de Zoet geleerd dan van vele moeilijk leesbare filosofen. Sterker nog, hij is één van de grootste helden die ik de laatste tijd heb ontmoet. Hij loopt allerlei zaken als promoties en geld mis, omdat hij zichzelf niet wil afvallen. Ook als hij de dood in de ogen kijkt, blijft hij koersvast. Maar dan is daar de liefde: de grootste verleider van allemaal. Hoewel hij zijn woord heeft gegeven aan Anna, een meisje ver weg in Holland, wordt hij verliefd op een Japanse vroedvrouw: Orito. Dan begint Jacob’s worsteling…. Als er dan ook nog een Engels oorlogsschip langskomt, heb je de poppen aan het dansen. Kan Jacob het Zeeuwse motto ik worstel en kom boven waarmaken? Ik verklap niets behalve twee dingen die je van deze levensechte Jacob kan leren:

  1. Onkreukbaarheid betaalt zich uit. Jacob heeft alle kansen om zichzelf te verrijken of zijn leven wat  te vergemakkelijken op dat kleine %$#@eilandje, maar zelfs als hij bedreigd wordt, weigert hij steevast. Zijn leven loopt kans om een zure hel te worden, maar deze stoere Zeeuw blijft trouw aan zichzelf (de vergelijkingen met Balkenende lopen hier langzamerhand spaak;-). De Japanners, zeer gesteld op eer, waarderen hem steeds meer.
  2.  Leg je neer bij je lot. Jacobs verblijf op Dejimah loopt ‘ietsjes’ uit, maar Jacob houdt hoffelijk vol. Hij grijpt in waar hij kan, maar legt zich neer bij feiten waar hij niets aan kan doen. Zo buigt hij mee met de spelingen van het leven. Óók op het gebied van de liefde. (zie ook houd van je lot).

Martha Nussbaum heeft gelijk: je kunt de dikke pillen van Aristoteles, Nietzsche en Sloterdijk met een gerust hart links laten liggen (als je dat nog niet deed 😉 en meer leren van grote helden als Jacob de Zoet.

*Lees dit magnifieke boek! Kijk de film!

Omdat hij het was; omdat ik het was

“Omdat hij het was, omdat ik het was,” is een van de mooiste zinnen uit de filosofische literatuur. Hij is geschreven door de Franse filosoof Michel de Montaigne in één van zijn beroemde essays “Over Vriendschap”. Montaigne is de pionier en uitvinder van het essay dat letterlijk betekent: ik probeer. Dat combineerde hij met zijn motto Que sais-je, wat weet ik? In zijn schrijven doet hij iets revolutionairs, hij probeert het leven en de mens te bestuderen door zichzelf te onderzoeken aan de hand van alles wat hij weet, voelt en meemaakt.

Geboren in de zestiende eeuw bestormt de erudiete edelman op jonge leeftijd de maatschappelijke ladder in Bordeaux. Hij is rechter en burgemeester tot hij plots als 38-jarige verandert van vak: hij wordt schrijver. Teruggetrokken op de torenkamer van zijn kasteel begint hij zijn werk. Hij heeft het daarin niet alleen open en bloot over thema’s als luiheid en liefde, maar ook over seks en de misstanden in kolonies. Zijn essay over vriendschap is één van de indrukwekkendste.

Eerst stelt hij dat de vier klassieke relatietypen, de natuurlijke (familie), de sociale, de gastgevende en de geslachtelijke niet te zijn vergelijken met vriendschap. Montaigne zegt dat vriendschap echt uit vrije wil tot stand moet komen en hoe fijn het kan ook zijn: je familie kies je niet. Over de sociale vriendschappen, die je vandaag de dag misschien met de facebook-vrienden kunt vergelijken, of met het verschijnsel dat we iedereen bijna een vriend noemen in plaats van, zoals vroeger, kennissen (ik spreek zelf liever over vrennis ;-), zegt Montaigne ietwat kort door de bocht: “deze bindingen zijn niet hecht genoeg.”

In de gastgevende vriendschap is teveel sprake van een afhankelijkheidsrelatie. Daarom moet je gasten ook niet te lang over de vloer hebben, immers: bezoek en verse vis, blijven slechts drie dagen fris. Tot slot zegt Montaigne over de (geslachtelijke) vriendschap: “zodra de liefde binnen de grenzen van de vriendschap komt, verflauwt ze en verliest haar kracht.” Herkenbaar? Wie kent niet die door liefde verloren vriendschap of de gast die te lang blijft?

Wat ziet Montaigne dan als een echte vriend? “In de vriendschap waarvan ik spreek, vermengen en versmelten beide geesten zich tot een zo allesomvattend samengaan, dat ze de naad die hen verbindt, doet verdwijnen en niet meer terugvinden.” Dit soort vriendschappen waren volgens hem uiterst zeldzaam, hoewel hij wel overdrijft als hij zegt dat het lot dat maar eens in de drie eeuwen tot stand brengt. Montaigne prijst zichzelf gelukkig dat hij dat heeft meegemaakt.

De vriend van zijn leven is Etienne de la Boétie die hij slechts vier jaar kent, omdat deze jong sterft. Hun band beschrijft Montaigne als “volmaakt en totaal: omdat hij het was; omdat ik het was”. Teruggetrokken in zijn torenkamer treurt hij om zijn vriend: “ik mis hem bij alles wat ik doe of denk, zoals hij ook mij gemist zou hebben.”

Het weerhoudt hem niet om zijn essays te schrijven, die nu eeuwen later nog steeds leerzaam en vermakelijk zijn voor iedereen die bewust wil nadenken over het leven en zijn geluk wil vergroten.
Bij elk onderwerp dat Montaigne beschrijft, geeft hij door zijn wijsheid en ervaringen, zoals met De la Boétie, een onmetelijke diepe kijk in het leven. Sympathiek is dat hij zichzelf hierbij niet spaart en zo al zijn zwakheden (en dus van de mens) feilloos bloot legt, omdat hij het zelf was.