Omdat hij het was; omdat ik het was

“Omdat hij het was, omdat ik het was,” is een van de mooiste zinnen uit de filosofische literatuur. Hij is geschreven door de Franse filosoof Michel de Montaigne in één van zijn beroemde essays “Over Vriendschap”. Montaigne is de pionier en uitvinder van het essay dat letterlijk betekent: ik probeer. Dat combineerde hij met zijn motto Que sais-je, wat weet ik? In zijn schrijven doet hij iets revolutionairs, hij probeert het leven en de mens te bestuderen door zichzelf te onderzoeken aan de hand van alles wat hij weet, voelt en meemaakt.

Geboren in de zestiende eeuw bestormt de erudiete edelman op jonge leeftijd de maatschappelijke ladder in Bordeaux. Hij is rechter en burgemeester tot hij plots als 38-jarige verandert van vak: hij wordt schrijver. Teruggetrokken op de torenkamer van zijn kasteel begint hij zijn werk. Hij heeft het daarin niet alleen open en bloot over thema’s als luiheid en liefde, maar ook over seks en de misstanden in kolonies. Zijn essay over vriendschap is één van de indrukwekkendste.

Eerst stelt hij dat de vier klassieke relatietypen, de natuurlijke (familie), de sociale, de gastgevende en de geslachtelijke niet te zijn vergelijken met vriendschap. Montaigne zegt dat vriendschap echt uit vrije wil tot stand moet komen en hoe fijn het kan ook zijn: je familie kies je niet. Over de sociale vriendschappen, die je vandaag de dag misschien met de facebook-vrienden kunt vergelijken, of met het verschijnsel dat we iedereen bijna een vriend noemen in plaats van, zoals vroeger, kennissen (ik spreek zelf liever over vrennis ;-), zegt Montaigne ietwat kort door de bocht: “deze bindingen zijn niet hecht genoeg.”

In de gastgevende vriendschap is teveel sprake van een afhankelijkheidsrelatie. Daarom moet je gasten ook niet te lang over de vloer hebben, immers: bezoek en verse vis, blijven slechts drie dagen fris. Tot slot zegt Montaigne over de (geslachtelijke) vriendschap: “zodra de liefde binnen de grenzen van de vriendschap komt, verflauwt ze en verliest haar kracht.” Herkenbaar? Wie kent niet die door liefde verloren vriendschap of de gast die te lang blijft?

Wat ziet Montaigne dan als een echte vriend? “In de vriendschap waarvan ik spreek, vermengen en versmelten beide geesten zich tot een zo allesomvattend samengaan, dat ze de naad die hen verbindt, doet verdwijnen en niet meer terugvinden.” Dit soort vriendschappen waren volgens hem uiterst zeldzaam, hoewel hij wel overdrijft als hij zegt dat het lot dat maar eens in de drie eeuwen tot stand brengt. Montaigne prijst zichzelf gelukkig dat hij dat heeft meegemaakt.

De vriend van zijn leven is Etienne de la Boétie die hij slechts vier jaar kent, omdat deze jong sterft. Hun band beschrijft Montaigne als “volmaakt en totaal: omdat hij het was; omdat ik het was”. Teruggetrokken in zijn torenkamer treurt hij om zijn vriend: “ik mis hem bij alles wat ik doe of denk, zoals hij ook mij gemist zou hebben.”

Het weerhoudt hem niet om zijn essays te schrijven, die nu eeuwen later nog steeds leerzaam en vermakelijk zijn voor iedereen die bewust wil nadenken over het leven en zijn geluk wil vergroten.
Bij elk onderwerp dat Montaigne beschrijft, geeft hij door zijn wijsheid en ervaringen, zoals met De la Boétie, een onmetelijke diepe kijk in het leven. Sympathiek is dat hij zichzelf hierbij niet spaart en zo al zijn zwakheden (en dus van de mens) feilloos bloot legt, omdat hij het zelf was.