In Ghana kennen ze geen woord voor depressie

“Een begrafenis duurt bij ons drie dagen! De hele gemeenschap komt, eet, rouwt, danst en betaalt mee. Ook blijft iedereen slapen, zodat de naasten van de overledene nooit alleen zijn.”  Het voorkomen dat iemand eenzaam is, komt veelvuldig terug in de pas uitgekomen documentaire Sunny Side of Spirit waarin Sunny Bergman naar Ghana afreist. Ze onderzoekt daar het fenomeen geluk en de verschillen ervan met het Westen. Met verrassende resultaten.

Zo ontdekt de documentairemaakster dat de Ghanezen het woord depressie niet kennen! Ze vertalen het eerder als een soort moeheid. Een vrouw die is gescheiden van haar man, beweert dat ze daar maar twee weken verdriet over heeft gehad. Ze woont weer bij haar familie die haar helpt. Natuurlijk mag je even ontdaan zijn, zegt ze, maar you have to move on! Volgens haar heb je in Ghana sowieso weinig tijd om lang stil te staan bij het leven. Je moet het nemen zoals het komt, want er is geen staat die je opvangt met uitkeringen of geestelijke bijstand als het minder gaat.

Ghanezen leunen daarom veel meer op hun familie. Sunny mag logeren bij haar Amsterdamse vriendin Ama, die een Ghanese moeder heeft. Ze woont onder andere samen met haar dochtertje, moeder en nichtje. Haar moeder heeft een dagtaak aan het bezoeken van familieleden die ziek en/of oud zijn zoals Ama’s oma. Deze zegt dat je er zelfs op aangekeken wordt, als je de bejaarde familie verwaarloost. Nalatig ben je dan. Slik, hoe zit dat bij ons ook alweer? Mijn gedachtes dwalen af naar de bejaardenhuizen waar ik mijn wijlen oma’s tweemaal per jaar bezocht.

De Afrikaanse Ubuntu filosofie verklaart de manier van leven op het continent. Nelson Mandela paste het op grote schaal toe, toen hij na de Apartheid de blanke onderdrukkers vergaf en vredig met hen samen wilde leven. Ubuntu is de filosofie van het wij. Van de emeritus hoogleraar filosofie Heinz Kimmerle, die gespecialiseerd was in Afrikaans denken, leerde ik dat dit inhoudt dat ieder individu wordt gewaardeerd als een persoon in een gemeenschap.  Iedereen hoort erbij en je zorgt voor elkaar. De grote verschillen die bestaan tussen mensen moet je nieuwsgierig ontdekken en dan leren waarderen.

Een ware kunst lijkt me dat! Een beetje meer van dit Ubuntu uitgangspunt mag van mij zeker in onze geïndividualiseerde samenleving naar boven komen. Ook op het werk. Om te beginnen denk ik aan een herwaardering van de ‘lief en leed pot’ (hoeveel organisaties hebben nog zoiets?) en enthousiastere opkomsten op bijeenkomsten van de personeelsvereniging.  Zo kunnen collega’s elkaar beter leren kennen en steunen.  Naar een oudhollands lied: “we benne op de wereld om mekaar om mekaar om mekaar om mekaar te helpen, nietwaar?”

Volgens Sunny Bergman is de Afrikaanse samenhorigheid van familie en de rest van de gemeenschap een grote geluksfactor in Ghana. Je staat er zelden alleen voor. Vergelijk dat eens met een stad als Amsterdam waar 40% van de mensen zich matig tot ernstig eenzaam voelt.

Sunny’s Bergman documentaire is een fraaie illustratie van het begrip Ubuntu. Heinz Kimmerle stierf vorige week onverwachts. Ik vond hem een indrukwekkende man, die door zijn boeken, net als Sunny,  wat van het Afrikaanse denken naar Nederland te bracht. Ik hoop dat zijn naasten flink hebben gedanst bij zijn uitvaart.

Dood gelukkig

Een dode saxofoonspeler, een gestorven vrijend paartje, een nooit geboren foetus op sterk water, je kunt het allemaal zien bij Body WorldsThe Happiness project in Amsterdam.

Sinds ik een keer werd afgesneden door een taxi met een reclame voor deze permanente tentoonstelling (oh hoe ironisch was dat geweest, om te verongelukken door een happiness taxi),  wilde ik naar deze tentoonstelling. Niet dat ik bijzonder word aangetrokken door dode lichamen, maar ja die relatie met geluk…. Ook al voelde ik afkeer, het was in Amsterdam en ik schrijf en vertel nu eenmaal verhalen over dit onderwerp, dus off we go in de regen naar het druilige Damrak, de “rode loper” van Amsterdam.

Ze zijn er echt, de lijken. Ze zijn geplastineerd, een methode waarbij weefselvocht wordt vervangen door een soort siliconen kunststof.  Hierdoor blijven de lichamen voor eeuwen geconserveerd.  Het bedrijf beweert (boze tongen zeggen dat het geëxecuteerde Chinezen zijn) dat het allemaal donoren zijn; mensen die hun lijf vrijwillig ter beschikking stellen aan de wetenschap.

Ik denk dan altijd dat nerveuze geïnteresseerde medicijnenstudenten na je dood in je lichaam gaan snijden, maar het kan dus ook betekenen dat slimme commerciële uitbaters jouw lijf villen en tentoonstellen in hartje Amsterdam. En dat aan totaal verzopen toeristen voor het luttele bedrag van 20 euro (Het Rijksmuseum kost ter vergelijking 15 euro).  Oh wacht even, ik zou er zonder vooroordeel heen gaan;-).

Goed, ik bekijk de opgezette mensen en lees de bijpassende informatie over geluk. Ik herken de  bevindingen van de Amerikaanse Sonja Lyubormirsky. Zij is een van de weinige mensen die echt wetenschappelijke onderzoek doet naar geluk en daar populaire boeken over schrijft.  (Zie ook deze column). Op de muur staan dus dingen als: geluk is voor 50% genetisch bepaald, voor 10% door de omstandigheden en 40% heb je in eigen hand. Of muziek maken of ernaar luisteren maakt gelukkiger en be active, relax, rest and do it daily.

Naast deze teksten vind je bijpassende lichamen of lichaamsonderdelen. Bij bovengenoemde voorbeelden respectievelijk: een compleet zenuwstelsel en ontlede hersenen, de genietende saxofoonspeler en een hoogspringer in volle actie.

De tentoonstelling is gevestigd in een oud Amsterdamse Grachtenpand, dat zes verdiepingen telt. In de kelder gaat het over seks, iets dat natuurlijk niet mag ontbreken in onze losbandige hoofdstad. We zien een in elkaar geschoven vrijende paartje en leren allerlei onverwachte wetenswaardigheden over de voortplanting. Zoals ‘de missionarispositie is het meest favoriete standje ter wereld’ en ‘genot maakt gelukkig.’  Aha.

Je voelt het al aankomen. Ik ben doodongelukkig met deze tentoonstelling. De relatie die gelegd wordt tussen de lichamen en geluk zijn vergezocht. En er passeren een hoop clichés de revue zoals ‘dikke mensen zijn ongelukkiger’ en daarnaast dan een voorbeeld van een doorsnede van een vet lichaam. Een journalist zou misschien zeggen dat het teveel praatje plaatje is (het beeld is slechts een illustratie van wat er al wordt verteld)  en dat maakt het een wat saaie en oppervlakkige biologieles. En soms zie je alleen een niet geboren foetus op sterk water, waarbij de relatie met geluk misselijk ver te zoeken is.

Het heeft allemaal iets goedkoops, terwijl het voor een tentoonstelling in Amsterdam best duur is. Dat maakt het daar aan het Damrak een echte Tourist Trap. Ik stel m’n lijf niet ter beschikking. Dan word ik liever een donor. Jij?

De fout in onze sterren

“De fout, beste Brutus, ligt niet in onze sterren, maar in onszelf.” Deze zin komt uit het toneelstuk Julius Caesar van William Shakespeare. Je zou het kunnen interpreteren als: alle dingen die mis gaan op de wereld zijn niet ons lot, maar onze eigen domme schuld.

In het boek The Fault in our Stars ontmoeten twee puberende Amerikaanse kankerpatiënten elkaar op een gespreksgroep. Augustus was ernstig ziek en mist nu een been, Hazel heeft terminale longkanker. Het tweetal correspondeert met een kinderboekenschrijver in Amsterdam. Nadat hij in een brief dit citaat van Shakespeare aanhaalt, zegt de schrijver: “maar in onze sterren is er ook geen tekort aan fouten. Hoe zouden jullie, twee kinderen, schuldig kunnen zijn aan de kanker die jullie is overvallen?”

Hazel en Augustus vinden veel troost in het fictieve boek van deze Peter van Houten. Het is grappig om de lezen en te zien –de film draait nu!– hoe de twee tieners naar Amsterdam afreizen om hem te ontmoeten (en overigens ook hoe de echte schrijver John Green zijn dichterlijke vrijheden gebruikt om Amsterdam af te beelden 😉 Knap beschrijft Green de zware thema’s waarmee de tieners worstelen, met als absolute zwaartepunt de naderende dood van Hazel.  Augustus heeft vooral last van de vergetelheid die ons allen wacht na het sterven. “Ik weet dat dit onvermijdelijk is en dat we allemaal verdoemd zijn en toch ben ik verliefd op je Hazel.”

De twee hebben luchtige filosofische gesprekken over het leven en sterven. Zo zegt Augustus: “de definitie van de mens is zijn mogelijkheid om zich te verwonderen over de schepping!” En, “ik voelde na een chemo opwinding en dankbaarheid om me gewoon even te vergapen aan het leven.”

Het boek doet me erg denken aan de schrijver Pieter Steinz die sinds korte tijd de (fatale) ziekte ALS heeft. Elke zaterdag verbindt hij in een rubriek in de NRC zijn ziekteverloop met de boeken die hij herleest, waaronder klassiekers als bijvoorbeeld Oblomov, de Toverberg en Alice in Wonderland. Ik verbaas me elke week weer hoe hij met behulp van zijn liefde voor de literatuur op een droge rationele manier kan schrijven over zijn fysieke aftakeling.

“Opnieuw prees ik me gelukkig dat ik de bulbaire variant van ALS heb. Die is wat agressiever, en de uitvalsverschijnselen beginnen rondom het spraakcentrum, zodat je al snel niet meer kunt praten; maar doordat mijn ademhalingsspieren het waarschijnlijk eerder begeven dan de rest, wordt me de beproeving van Noirtier (een met zijn ogen communicerend karakter uit de Graaf van Montecristo) bespaard.”

Hoe kun je zo nuchter schrijven over je eigen naderende dood? Steinz geeft zelf een antwoord:

“De nuchterheid kwam als vanzelf. Ik was 49, best jong, maar ouder dan veel andere ALS-patiënten; ik had al een mooi leven achter me: dertig jaar gelukkig samen, twee gezonde volwassen kinderen, drie carrières, tien boeken geschreven. Ik had in mijn leven te veel geluk gehad om niet te kunnen berusten in botte pech.”

Filosofen zeiden vroeger al dat leven leren sterven is. Als je je verzoend had met de onvermijdelijke dood, was het makkelijker om daarvoor een gelukkig leven te leiden. De columns van Steinz zijn hier bewonderenswaardige en leerzame voorbeelden van. Evenals The Fault in Our Stars. Want hoe je omgaat met je dood ligt blijkbaar niet vast in de sterren, maar aan jezelf. Het is eigenlijk jammer dat Augustus en Hazel niet met Pieter Steinz kunnen corresponderen.

Ps elke column van Steinz staat op nrc.nl en is het waard om terug te lezen, maar deze is toepasselijk voor Geluk voor Beginners.

Uit de tijd gekomen

Een stoplicht springt op rood, een ander springt op groen. In Twente…

Uit Amsterdam gekomen is het twee uur rijden naar Twente. Ik mag daar via het Sprekershuys spreken voor een Industriekring.  Net uit de stad zijn de automobilisten nog gehaast op de weg, geheel in lijn met het verhaal dat ik straks zal gaan vertellen: Festina Lente – haast je langzaam.

Op de weg naar Twente wordt het steeds rustiger en mooier. “Wat is het hier prachtig!” denk ik als ik door voor mij onbekende plaatsen als Ommen en Eerde rijd. Wat me ook opvalt: er zijn haast geen verkeerslichten.” Mijn verhaal speelt zich af bij een stoplicht op een druk punt in het centrum van Amsterdam. Is dat wel herkenbaar voor de mensen? Achter het stuur neem ik me in elk geval voor om straks de beroemde grap van Herman Finkers  over een stoplicht in Almelo achterwege te laten. Dat zou afgezaagd zijn!

In het fraaie Den Ham voel ik mij door de Twentse gastvrijheid en gezelligheid meteen op mijn gemak.  Na een korte vergadering en pauze, kan ik beginnen met mijn verhaal dat gaat over geluk en alles wat daarbij wel en niet komt kijken: ontspanning, stress,  zingeving, zinloosheid en ook leven en dood. Er is gelukkig veel interactie. Daar ben ik blij mee, want ik houd niet van eenrichtingsverkeer. Na mijn anekdote over Festina Lente: citeert een meneer Herman Finkers.  Wij zeggen altijd met hem: “Kalm aan, en rap een beetje!” Heel toepasselijk en gelach in de zaal. Ik merk op dat ik me had voorgenomen om Finkers grap over het stoplicht in Almelo niet te noemen, maar nu zijn naam toch genoemd is…..

Als ik in een stukje over de dood van mijn vader vertel en zeg dat ik geloof dat er na de dood niets meer is, reageert iemand uit een gedicht van die andere Twentse held, Willem Wilmink. Die schreef over de dood: “In het Twents is iemand uit de tijd gekomen.” Wauw,  dat is nog eens mooi geformuleerd en heel treffend voor mijn verhaal. Na afloop is er tijd voor vragen: “Had je je gerealiseerd dat er niet echt veel verkeerslichten zijn bij ons in Vroomshoop” Razendsnel, voordat ik dat kan doen, antwoordt iemand anders al voor mij. Gortdroog klinkt het: “Gelukkig weten we wel wat het zijn.”

Bij het eten zijn er goede gesprekken over geluk. Mijn verhaal was herkenbaar! Daarna vertrek ik weer richting Amsterdam. Ik zucht, omdat het almaar drukker en lelijker wordt.  Veilig thuis aangekomen denk ik met weemoed aan het schone Twente. Ik zoek naar het gedicht van Wilmink op mijn telefoon. Hoewel ik het niet in een keer begrijp, vind ik het  prachtig.  Bij de volgende keer dat ik optreed, zal ik het in mijn verhaal verwerken:

In ’t Nederlands is iemand dood gegaan,
over zijn reis wordt nooit meer iets vernomen.
In het Twents is iemand uit de tijd gekomen, 
dus je weet zeker: hij kwam veilig aan.