7 manieren om jouw werkgeluk te vergroten

Ben jij die persoon die ten onder gaat aan stress en lange werkdagen terwijl je ondertussen alleen bent gericht op carrière, hypotheek en loonsverhoging? In het boek How much is enough? stellen de Britse vader en zoon Skidelsky de volgende diagnose voor de Westerse mens: we gaan collectief gebukt onder een grenzeloze zucht naar geld.

De gerenommeerde professoren economie en filosofie vinden het wel genoeg en bedachten zeven alternatieve basisvoorwaarden die elk mens nodig heeft voor meer geluk op het werk. Op veel van deze punten valt inderdaad nog een wereld te winnen.

  1. Nederland is ziek zei premier Lubbers in 1990 toen het aantal arbeidsongeschikten de miljoen naderde. Hervormingen volgden. In 2015 staat de teller op 800.000. Nog steeds geen gering aantal. De hamvraag voor elke werknemer is: voel jij je gezonder door jouw werk? Nee? Dan is het de hoogste tijd voor een verandering, voordat ook jij op de deur van de arboarts moet kloppen…
  1. Dit beeld houd ik aan het terugkerende thema in mijn trainingen over: de bureaustoel van de Nederlander zit lekker, het beeldscherm is perfect afgesteld, de soep in de kantine is te doen, maar een onweersbui doemt op aan het einde van de kantoorgang. Als het die vervelende manager niet is, dan wel die hoge werkdruk of erger die naderende reorganisatie met baanverlies. Kent Hollandse werktijd nog wel gezelligheid?
  1. “Ik word niet serieus genomen,’ is geen zinnetje dat alleen draaideurcriminelen of voetballers op de reservebank zeggen. Hoeveel conflicten in organisaties zijn niet begonnen door mensen die zich verwaarloosd voelen? Vroege symptomen zijn klachten over beoordelingsgesprekken en karige kerstpakketten. Slimme managers smijten daarom met waardering!
  1. Elk bedrijf in Nederland claimt dat je jezelf mag zijn. Toch klagen mensen dat managers hen stiekem regeren door regels, competentieprofielen en trainingen (sorry). En anders zorgen collega’s wel dat je binnen de norm blijft. Authenticiteit is daarom het ultieme bullshitbingowoord, want wie draagt er nu geen masker op kantoor?
  1. Harmonie met de natuur. Ha, de natuur staat al eeuwen bekend als een grote geluksfactor, maar tenzij je boswachter of boer bent, moet de gemiddelde Nederlander het doen met de glinsterende condensdruppel op de kunstvaren of die fijne lunchwandeling langs een industrieterrein. Stop eens met lezen, haal diep adem, hoeveel natuur ruik je?
  1. Veel geliefden vinden elkaar op het werk, maar wat dacht je van vrienden? Je ziet collega’s meer dan je beste maten en door al die uren samen ken je ze door en door. Neem je werk niet mee naar huis is een oude wijsheid, maar kijk niet vreemd op als je het weekend ook met vrolega’s doorbrengt of anders in eenzaamheid uitkijkt naar maandagochtend negen uur bij de koffieautomaat.
  1. Vrije tijd. De beroemde econoom Keynes voorspelde begin twintigste eeuw dat we door de technologisering in de 21e eeuw nog maar 4 uur per dag zouden hoeven werken. De rest van de dag zouden we kunnen gebruiken voor zelfontplooiing. Maar wat is er gebeurd? We zijn alleen maar langer gaan werken! En daarnaast zijn we veel tijd kwijt aan transport, tv en tablet. Zeg eens eerlijk, wanneer voelde jij je voor het laatst echt vrij?

Dit waren 7 punten waarmee jij jouw geluk op het werk volgens de Skidelsky’s kan laten groeien. Over hoeveel ben jij tevreden? Is er nog werk aan de winkel?

Leer toch een vak jongen

“Ik ben overheidsprofessional,” krijg ik als antwoord op een feestje na het stellen van de onvermijdelijke vraag wat doe jij. Verder lopen er nog een stuk of wat strategy developers, chef marketeers en productmanagers rond. Maar wat doen die mensen nu precies de hele dag?

Waar zijn de matrozen, schoenmakers en pijplassers gebleven? Oké, die zitten misschien wat minder in mijn vriendenkring als geluksprofessional;-). Maar dan nog, wat is er toch gebeurd met de oude ambachten?

Vandaag de dag ambiëren mensen blijkbaar liever een loopbaan als professional. Het is vaag maar je kunt nog steeds alle kanten uit. Op carrieretijger.nl lees ik een definitie. De professional heeft veel kennis en specifieke vaardigheden op een bepaald vakgebied. Maar de Van Dale kent deze persoon niet en heeft het slechts over beroepssporters.

Verwarring alom. Ik ga te rade bij de Amerikaanse socioloog Richard Sennett, die het boek the Craftsman schreef. De titel betekent in het Nederlands ambachtsman of vakman. Sennett raast door de tijd en start met de eerste vakman allertijden, de Griekse God van de ambachten Hephaistos. Hij was de goudsmid op de Olympos. Hij was ook mank, waardoor de andere goden hem altijd uitlachten. Dit lijkt symptomatisch voor de ambachtslieden. Mensen lijken op hen neer te kijken, omdat ze hun handen niet vuil willen maken.

Onterecht volgens Sennett. Echte vaklieden werken al eeuwen lang met hoofd en handen en door die combinatie maken ze de beste en mooiste dingen. Uit onderzoek blijkt overigens dat het maken van concrete voorwerpen als een glas in lood raampje, een schoen of een soufflé de mens veel gelukkiger maakt en voldoening geeft dan het schrijven van een reorganisatieadvies of bouwverordening. Verrassend.

Sennett gaat door. De ambachtslieden organiseerden zich in gildes die hoge eisen stelden aan hun leden en de kwaliteit van hun producten. Daarnaast oefenden ze veel invloed uit in de stadsbesturen. Ook zorgden ze ervoor dat de opgedane kennis eeuwenlang in de familie en beroepsverenigingen bleef. Zo waren ze onmisbaar voor een samenleving. Wie bakte anders je brood? Wie looide je leer?

Computers en machines doen dat tegenwoordig. De meeste ambachten zijn net als de ambachtsschool teruggedrongen naar kleine pittoreske dure werkplaatsen. The last men standing? Loodgieters (met voorrijkosten;-), meubelmakers en ijsverkopers.

Sennett vindt dit jammer en ziet het liefst alle ambachtslieden terugkeren. Onmogelijk, maar hij treurt niet lang. Volgens hem kan iedereen een vakman worden. En wie op ambachtelijke wijze aan de slag gaat met zijn leven, loopt zelfs kans om gelukkig te worden of te slagen in zijn carrière.

De socioloog deed uitvoerig onderzoek naar de werkwijze van vakmensen. Hij ontdekte dat zij allemaal werken en leven volgens de volgende principes. Een ambachtsman:

  • is flexibel en zeker niet dogmatisch. Hij werkt dan wel volgens eeuwenoude bewezen routines en gewoontes, maar hij is altijd bereid om hiervan af te wijken en te improviseren. Elk eindresultaat kan er altijd anders uitzien dan je aanvankelijk had gedacht.
  • hecht positieve waarde aan onvoorziene gebeurtenissen. Problemen waar hij op stuit, zet hij altijd om in mogelijkheden.
  • vermijdt perfectionisme. Als perfectionist ben je meer met jezelf bezig, (kijk eens wat ik allemaal kan), dan met je materiaal of opdracht.
  • werkt langzaam en neemt constant tijd voor reflectie.
  • heeft een jarenlange opleiding gehad en kent de geschiedenis van het vak.

En werk of leef jij volgens deze principes? Schuilt er wellicht toch een ambachtsman in jou? Dan maak je zeker meer kans om gelukkig te worden en te slagen als professional. En anders kun je gewoon mijn oma’s advies opvolgen: “leer toch gewoon een vak, jongen.”

Werkt Whatever Works voor jou?

Niet iedereen heeft het beste voor met het Geluksgenre. Journalist Olaf Tempelman deed in de Volkskrant langdurig onderzoek naar de huidige tijdsgeest en vond dat de mens zich teveel richt op de zoektocht naar individueel geluk. Hij concludeert: van één ding ben ik zeker: als het voor iedereen voor het oprapen lag, had je er niet zoveel boeken over. Van Woody Allen is de film Whatever works.”
Oftewel lees geen boeken meer over geluk, kijk die film!

Whatever works is een echte Woody Allen film. Onorthodox, origineel en grappig. De film begint bijzonder, omdat de hoofdpersoon, de 60-jarige Boris zich richt tot ons:

“Wat betekent het leven nu helemaal? Niks, nul, noppes. Het leidt nergens toe en er wordt veel gekletst. Iedereen kletst graag, geheel misleid door misinformatie. Moraal, wetenschap, geloof …. aandelen, gezondheid, alles komt aan bod en dan ga je dood en komt er weer een volgende generatie idioten. Die vertelt ook wat het leven is, die zegt hoe ’t moet.

Je kan toch alleen maar depressief raken? Logisch met die gruwel, corruptie en domheidarmoede, ……. genocide, terrorisme.”
Wat kun je doen? Het is te veel. Ik heb ook zelfmoord geprobeerd.”

Na deze gedenkwaardige monoloog gaat Boris naar huis. Bij zijn voordeur rijst, al ware zij de Venus van Botticelli, een prachtig blond meisje uit het vuilnis: Melody. Deze jonge vrouw valt als een blok voor de chagrijnige, veel oudere en hyperintelligente Boris. Ze wil hem. Boris ziet er eerst niets in en wijst haar lang bot af. Maar ze houdt vol en een paar maanden later is hij met deze naïeve Miss Missippi getrouwd. Hij laat haar New York zien, legt en passant het leven uit en zij verzorgt hem (haalt lief Viagra) en hoort geduldig zijn beledigingen aan. Zij maakt al snel een verwijzing naar de titel. In haar thuisdorp deed eens man het met een geit: whatever works! En als je langer naar dit onlogische koppel kijkt, bekruipt je een gelijk gevoel, ze zijn gelukkig. Het werkt blijkbaar op deze vreemde manier. Bedoelt Tempelman dit? Het leven is raar, maar je kunt toch gelukkig zijn?

Het kan alleen niet goed blijven gaan, en dat gaat het ook niet. De moeder van Melody komt langs, en begint een ménage à trois met twee vrienden van Boris (whatever works), haar vader komt langs en die wordt homo (whatever works) en er gebeurt nog veel meer.

Dat ga ik allemaal niet verklappen (daarvoor is de film te leuk), maar mijn reactie op de opmerking van Olaf Tempelman is tweeledig. Aan de ene kant heeft de film van Woody Allen een rake boodschap. We zijn als individu maar een heel klein tijdje op aarde en het slaat allemaal nergens op. (ook Marcus Aurelius en Albert Camus zeiden dit). Maar ja, je bent er nu toch, dus maak er dan maar wat van.

Toch is het credo whatever works aan de andere kant een te makkelijke dooddoener. Het is de individuele onverschilligheid ten top. Bijvoorbeeld:

“Ik ga scheiden na 40 jaar.” “Ah tuurlijk man, whatever works.”
“Ik pleeg morgen euthanasie.” “Ah joh, whatever works.”

Ik blijf geloven dat er concrete technieken zijn die je kunnen helpen om gelukkiger te worden, zoals vriendschap, liefde, de keuze voor de juiste baan. Maar juist die maakbaarheid roept veel weerstand op. Bijvoorbeeld bij Olaf. Maar Olaf, als Woody en Boris voor jou werken, be my guest. Whatever works for you.