Krasse Amsterdammers bieden luisterend oor

“Er bestaat geen medicijn  tegen oud of eenzaam zijn.” zingt Herman van Veen in het prachtige lied Cirkels.  Ik moest er aan denken toen ik het volgende opving:  “Zeg, hoe is het nu met je kat?” De oudere meneer van boven de 90 zucht en antwoordt dat die helaas is ingeslapen. “Ach gut,” zegt zijn 88-jarige (!) collega en ze was toch 19, niet?” Hij knikt maar op de vraag of hij een nieuwe poes wil, schudt hij zijn hoofd:  “Dan moet ik 111 worden om die te blijven verzorgen.  Ha, onmogelijk!”

Ik hoorde dit niet op bezoek ergens in een verzorgingstehuis, maar bij een training die ik gaf aan de vrijwilligersorganisatie Welkom in Amsterdam.  Voor deze organisatie zitten twee gastvrouwen of -heren elke dag klaar in een speciale huiskamer om iedereen die maar wil te verwelkomen.  Daarbij krijgen bezoekers koffie of thee en het allerbelangrijkste een luisterend oor. Het bijzondere van deze organisatie is dat het merendeel van de vrijwilligers (ruim) boven de 70 is.

Ik verwachtte dit werk niet een-twee-drie van ouderen, want de zorg in Nederland zucht en steunt toch juist door hen? Zij leven langer dan ooit, mede door de betere maar kostbare gezondheidszorg die zo onbetaalbaar wordt.  Verschillende regeringen hebben dit met marktwerking proberen op te lossen, alleen lijkt dat niet te werken (de ene na de andere thuiszorgorganisatie valt bijvoorbeeld om). Daarom proberen Rutte en de zijnen het met de participatiesamenleving: verantwoordelijkheid nemen voor jezelf en je omgeving.  Het idee wekt weinig enthousiasme op.

Ben ik met deze senioren getuige van een succesvoorbeeld?  Deze krasse Amsterdammers zijn zeer gemotiveerd voor de training. De basisregels van feedbackregels zijn zeker niet nieuw (“ach jongen je moet eens weten wat voor trainingen en vergaderingen we in de jaren 70 hadden!”), maar ze zuigen de informatie beter op dan bij een willekeurige training elders.

Het oefenen met elkaar aanspreken op iets wat niet bevalt in de samenwerking, doen de ouderen met veel plezier. “Dit heb ik je altijd al eens willen zeggen Loes. Ik zal het nu eens op de correcte manier doen, hè, hè.” Er is veel gelach. Toch is niet alles koek en ei. De een vindt iemand veel te dominant, een ander refereert aan afspraken die niet nageleefd worden, hoewel ze toch waren opgenomen in de notulen.  Het lijkt wel een normaal Nederlands team!

Opvallender vind ik de voordelen van vrijwilligerswerk op hoge leeftijd bij deze organisatie. Mensen werken samen, vragen hoe het met de ander gaat (bij wie doe jij nu je staaroperatie?) en ruziën een beetje over futiliteiten. Ongemerkt dragen deze vrijwilligers zo bij aan elkaars en eigen geluk.

Als jarenlang is bewezen dat vrijwilligerswerk gelukkiger maakt. In een onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam beaamt 75% van de vrijwilligers in de informele zorg dat. Het klinkt simpel: gewoon eens iets doen voor een ander, een aardig woordje, wat betrokkenheid.  Het mooie is dat het mes  aan twee kanten snijdt, omdat je er zelf eens uit bent, nieuwe mensen ontmoet en bovenal een doel hebt.  Vrijwilligerswerk: een mooi medicijn tegen oud en eenzaam zijn.

Mark Rutte ga voor ambassadeurs van de participatiesamenleving naar deze bijzondere huiskamer in Amsterdam. Je bent er vast van harte welkom!

Succes en de druk van je ouders

“Van deze verhalen word ik echt gelukkig!” zegt een glunderende Jochem Myjer in het programma Verborgen Verleden. Verschillende historici lepelen in prachtige archieven mooie feiten op over zijn voorvaderen. Zo stamt hij niet alleen af van een paar Duitse vagebonden, maar ook van een Friese politicus die een enorm incestschandaal veroorzaakte in de 17e eeuw. Als klap op de vuurpijl blijkt hij familie te zijn van een broer van Willem van Oranje en een Byzantijnse prinses. Fascinerend!

Het criminele verleden van zijn Friese voorvader brengt de cabaretier niet van de wijs. Natuurlijk is hij daar niet verantwoordelijk voor en dat de sympathieke spraakwaterval DNA deelt met Willem de Zwijger is een leuk detail.

Zijn zoektocht is een uitzondering. Hoewel in sommige culturen de verering van verre voorouders een religie is, hebben wij er in het Westen maar weinig mee. Wie weet nou wat zijn betovergrootvader ongeveer deed? Het is te abstract en ver weg.

Vroeger was dat anders. Toevallig las ik de afgelopen weken de grote Duitse roman de Buddenbrooks van de schrijver Thomas Mann. Het verhaal bestrijkt vier generaties van het rijke koopmansgeslacht Buddenbrook in de Hanzestad Lübeck in de 19e eeuw.  Bij deze familie is het verleden van het allergrootste belang en in een deftig schrift schrijft generatie op generatie alle belangrijke familiegebeurtenissen nauwkeurig op. Mann kleurt die verhalen weergaloos in.

Centraal staat de derde generatie met zus Antonie en broer Thomas. We volgen hun hele leven dat eigenlijk al vastligt. Zij moet trouwen, hij moet de zaak overnemen.  De narigheid begint met Antonie die van haar ouders een vervelende man krijgt opgedrongen die wel een goede partij zou zijn voor het handelshuis Buddenbrook. Ze wil niet. Maar dan zegt haar vader: “Wij zijn niet voor datgene geboren wat wij met bijziende ogen voor ons eigen, kleine persoonlijke geluk aanzien, want wij zijn geen losse, onafhankelijke en op zichzelf bestaande enkelingen, maar als schakels in een keten, en wij zouden niet denkbaar zijn zonder de opeenvolging van degenen die ons voorgingen en ons de weg wezen.” Kortom: trouwen zal je, voor de zaak, de eer en de toekomst van de familie. Het loopt niet goed af.

De charmante broer Thomas vergaat het eerst beter. Als opvolger van zijn vader viert hij vele successen. Maar de familie staat voorop: “zijn familiezin deze overgeërfde en door zijn opvoeding in hem ontwikkeld, zowel achterwaarts als voorwaarts gerichte van piëteit vervulde belangstelling voor de intieme geschiedenis van zijn geslacht.”

Maar het succes en de beklemming van het familieverleden maakt hem ook zenuwachtig en Thomas krijgt een 19e eeuwse versie van een midlifecrisis plus burnout.  Als zijn enige zoon dan een fysieke en zakelijke zwakkeling blijkt te zijn –hoe moet dat nou later met het bedrijf?-, stort hij volledig in.

Druk van ouders (zeker die met een familiebedrijf) over wat je moet doen of zijn, kan tegenwoordig  herkenbaar zijn, maar ik heb het idee dat de meesten van ons meer gericht zijn op dat “kleine persoonlijke geluk” dan op de “intieme geschiedenis van hun geslacht.” Iedereen bepaalt zelf wel wie hij is en wat hij gaat doen en steeds meer familiebedrijven sterven uit. Toch is het leuk om je net als Myjer te realiseren dat je een schakeltje van de keten bent met veel verre voorouders.

Al is het alleen maar voor de verhalen.

Klets jezelf gelukkig

“Zo drukke dag vandaag?” De norse caissière kijkt me stomverbaasd aan.  Ik ben dan ook de enige klant in de grote supermarkt, dus het is misschien een wat rare vraag. Dan lacht ze en zegt dat het nu nog meevalt, maar dat de meeste mensen die dag nog moeten komen.  Ik wens haar veel succes en hartelijk nemen we afscheid.

Een onschuldige praatje maken met een onbekende is een heuse geluksmaker. Als gelouterde kletskous doe ik dat al een tijdje, maar nu is het ook wetenschappelijk bewezen. Ap Dijksterhuis, hoogleraar psychologie in Nijmegen is schrijver van ‘Op naar geluk’, een boek vol meer en minder bekende wijsheden en tips voor een gelukkiger leven, waarbij het bijzonder is dat hij die volop staaft met interessante en leuke experimenten.

In een onderzoek reizen bijvoorbeeld drie groepen studenten een stukje in de trein. Een groep moet een praatje maken met een vreemde, de volgende moet genieten van haar rust en de laatste mag doen wat zij wil. Het bleek dat de jongeren die wat sociaal contact hadden achteraf het gelukkigst waren. Toen de onderzoekers andere deelnemers vooraf vroegen hoe ze het liefst zouden reizen, babbelend of in stilte, koos iedereen massaal voor het laatste!  Je hoeft trouwens maar een willekeurige treincoupe binnen te stappen om te zien hoe weinig mensen zin hebben in een praatje. Het scherm regeert.

Waarom besteden we niet meer tijd aan activiteiten waar we gelukkig van worden? is een interessante vraag die het boek opwerpt.  Als we vrij zijn, concludeert een onderzoek, kijken we graag tv, internetten we of doen we niets, maar we blijken statistisch veel gelukkiger te worden van lezen, tuinieren of seks (in die volgorde). Waarom doen we dat dan niet veel meer? Wetenschappers weten dit niet precies. Wel zegt Dijksterhuis dat mensen te weinig realiseren dat actief zijn gelukkiger maakt. “Mensen die ’s avonds terugkijken op hun dag voelen zich gelukkiger naarmate ze zich meer hebben ingespannen.” Iedereen die ’s avonds geen zin heeft om te gaan sporten, maar toch gaat en na afloop voldaan neervlijt op de bank herkent dit.

Veel ruimte besteedt de psycholoog aan zijn specialiteit het bewustzijn. Hij beweert dat we flink gelukkiger kunnen worden als we een kalme gemoedsrust hebben. Maar ga er maar eens aan staan! Onze gedachten kunnen ons flink plagen: Wat vindt mijn baas van mij? Dit project krijg ik nooit af. Wordt het geen tijd voor een andere baan?  enz. enz.

Uit een Amerikaans onderzoek  blijkt dat mensen liever niet al te lang met hun eigen hersenspinsels bezig zijn. Zo moesten deelnemers eens een kwartier in een kale ruimte zitten met de opdracht om zich te vermaken met hun gedachten. De enige afleiding was een apparaat waarmee je jezelf schokken kon geven. Bijna de helft van de mensen (mannen 67%, vrouwen 25%) ging dat doen! Hoezo kalme gemoedsrust?! We hebben hier een wereld te winnen met bijvoorbeeld mindfulness, stelt Dijksterhuis.

In het boek ‘Op naar geluk” wordt het altijd toch wat vage onderwerp geluk, concrete wetenschap en dat vergroot mijn neiging om de tips daadwerkelijk toe te passen. Zo ben ik, naast wildvreemden aanspreken, direct begonnen met het lezen van een boek over tuinieren, handig straks voor de tuin van mijn nieuwe huis. En voor als de verveling toeslaat in de Vinexwijk, neem ik als afscheiding met de buren schrikdraad.