Omdat hij het was; omdat ik het was

“Omdat hij het was, omdat ik het was,” is een van de mooiste zinnen uit de filosofische literatuur. Hij is geschreven door de Franse filosoof Michel de Montaigne in één van zijn beroemde essays “Over Vriendschap”. Montaigne is de pionier en uitvinder van het essay dat letterlijk betekent: ik probeer. Dat combineerde hij met zijn motto Que sais-je, wat weet ik? In zijn schrijven doet hij iets revolutionairs, hij probeert het leven en de mens te bestuderen door zichzelf te onderzoeken aan de hand van alles wat hij weet, voelt en meemaakt.

Geboren in de zestiende eeuw bestormt de erudiete edelman op jonge leeftijd de maatschappelijke ladder in Bordeaux. Hij is rechter en burgemeester tot hij plots als 38-jarige verandert van vak: hij wordt schrijver. Teruggetrokken op de torenkamer van zijn kasteel begint hij zijn werk. Hij heeft het daarin niet alleen open en bloot over thema’s als luiheid en liefde, maar ook over seks en de misstanden in kolonies. Zijn essay over vriendschap is één van de indrukwekkendste.

Eerst stelt hij dat de vier klassieke relatietypen, de natuurlijke (familie), de sociale, de gastgevende en de geslachtelijke niet te zijn vergelijken met vriendschap. Montaigne zegt dat vriendschap echt uit vrije wil tot stand moet komen en hoe fijn het kan ook zijn: je familie kies je niet. Over de sociale vriendschappen, die je vandaag de dag misschien met de facebook-vrienden kunt vergelijken, of met het verschijnsel dat we iedereen bijna een vriend noemen in plaats van, zoals vroeger, kennissen (ik spreek zelf liever over vrennis ;-), zegt Montaigne ietwat kort door de bocht: “deze bindingen zijn niet hecht genoeg.”

In de gastgevende vriendschap is teveel sprake van een afhankelijkheidsrelatie. Daarom moet je gasten ook niet te lang over de vloer hebben, immers: bezoek en verse vis, blijven slechts drie dagen fris. Tot slot zegt Montaigne over de (geslachtelijke) vriendschap: “zodra de liefde binnen de grenzen van de vriendschap komt, verflauwt ze en verliest haar kracht.” Herkenbaar? Wie kent niet die door liefde verloren vriendschap of de gast die te lang blijft?

Wat ziet Montaigne dan als een echte vriend? “In de vriendschap waarvan ik spreek, vermengen en versmelten beide geesten zich tot een zo allesomvattend samengaan, dat ze de naad die hen verbindt, doet verdwijnen en niet meer terugvinden.” Dit soort vriendschappen waren volgens hem uiterst zeldzaam, hoewel hij wel overdrijft als hij zegt dat het lot dat maar eens in de drie eeuwen tot stand brengt. Montaigne prijst zichzelf gelukkig dat hij dat heeft meegemaakt.

De vriend van zijn leven is Etienne de la Boétie die hij slechts vier jaar kent, omdat deze jong sterft. Hun band beschrijft Montaigne als “volmaakt en totaal: omdat hij het was; omdat ik het was”. Teruggetrokken in zijn torenkamer treurt hij om zijn vriend: “ik mis hem bij alles wat ik doe of denk, zoals hij ook mij gemist zou hebben.”

Het weerhoudt hem niet om zijn essays te schrijven, die nu eeuwen later nog steeds leerzaam en vermakelijk zijn voor iedereen die bewust wil nadenken over het leven en zijn geluk wil vergroten.
Bij elk onderwerp dat Montaigne beschrijft, geeft hij door zijn wijsheid en ervaringen, zoals met De la Boétie, een onmetelijke diepe kijk in het leven. Sympathiek is dat hij zichzelf hierbij niet spaart en zo al zijn zwakheden (en dus van de mens) feilloos bloot legt, omdat hij het zelf was.

Laat OMA weg uit het gesprek

“STOP! Laat oma thuis!” roep ik regelmatig in trainingen. “Wat???” vragen de cursisten dan, “waarom zouden we in godsnaam onze oma thuislaten?” Omdat dat betere gesprekken en relaties oplevert. Die sterven vaak een vroege dood, omdat de ‘luisteraar’ tijdens een verhaal of bij het aanhoren van een probleem direct komt met een eigen Oordeel, Mening of Advies (OMA, als je ze eenmaal doorhebt, kom je ze overal tegen). Ik concentreer me even op de laatste.

Een advies is echt de grootste conversatiekiller van de drie, omdat de toehoorder alleen maar bezig is met zijn eigen bedachte oplossing. Wie kent het niet? De goedbedoelde, ongevraagde raad van een ouder, collega of consultant. “Houd maar op met vertellen, weet je wat jij moet doen? Je moet het gewoon het uitmaken / ontslag nemen / opslag vragen .” Voorbarig adviseren kan heel irritant en onbeleefd zijn, zodat je iemands interesse gauw verliest.

Hoe moet je iemand dan wel advies geven? Een goede inspiratiebron is het orakel van Delphi in Griekenland. Het idee van zo’n instituut is misschien wat ouderwets, maar het geeft adviseurs op twee vlakken een goed voorbeeld.

1. Vele ongelukkige Grieken gingen met hun grote problemen uit eigen beweging naar het orakel toe. Ze moesten er vaak lang voor reizen en wilden dus graag raad krijgen. Dit is de belangrijkste voorwaarde voor succesvol advies: de ander wil het hebben. Op je tong bijten dus. Wacht altijd op vragen als: wat zou jij doen in mijn plaats? Dan kom je net als het orakel in actie!

2. De antwoorden van het orakel waren zo geformuleerd dat de vrager moest blijven nadenken. Mensen kregen geen panklare oplossingen mee. Nee, een gedrogeerde priesteres, omringd door rokende dampen, luisterde goed naar je en stootte daarna wat onbegrijpelijke klanken uit, die ze linea recta van Apollo, de god van het licht had doorgekregen. De raadpleger moest hier zelf mee aan de slag.

Toen de Grieken in oorlog waren met de Perzen zei het orakel: “bid tot de wind, het zal een machtige bondgenoot zijn.” De Grieken besloten daarop hun zwakke vloot met zeilschepen te versterken en versloegen de Perzen mede dankzij een zware storm. De Atheners hadden het orakel goed geïnterpreteerd.

Een reden om je advies niet overduidelijk naar voren te brengen is dat het altijd beter werkt als mensen zelf met de oplossing komen. De pas overleden Nelson Mandela zei niet voor niets dat adviseren mensen het gevoel geven is, dat ze zelf het uiteindelijke voorstel hebben bedacht. Kook in een advies dus niets voor, zet de ander tot denken aan!
(Heb je de smaak te pakken? Klik hier voor een mini-orakel ervaring)

Toch maakte ook het orakel zich schuldig aan ongevraagd advies. Op de gevels van de tempel stond geschreven: Ken u zelf, Belofte maakt schuld en Alles met mate. Deze drie wijsheden riepen op tot zelfonderzoek, bescheidenheid en matiging. In veel voorspellingen van het orakel zaten ze ook verweven. Het zijn dan ook drie ingrediënten voor een wijzer en gelukkiger leven.

Dus als ik je een advies mag geven?

 

 

Hoe word ik vrolijk? Tips van een negativo

Van de week was het Blue Monday. Volgens (ietwat commercieel) onderzoek de meest depressieve dag van het jaar, omdat je al je goede voornemens alweer hebt losgelaten en de lente nog ver weg is. Wat kun je doen tegen al die treurigheid? Arthur Schopenhauer, Duitse denker uit de 19e eeuw heeft een antwoord, hoewel hij toch bekend staat als de meest pessimistische filosoof ooit.

Stellingen van hem zijn bijvoorbeeld : voor ieder individu ware het beter geweest niet te zijn geboren en de wereld als geheel is de slechtste van alle mogelijke werelden. Toch schrijft hij een boek over menselijk geluk: de kunst om gelukkig te zijn. In het boek staan 50 leefregels om gelukkiger in het leven te staan. De dertiende regel van deze supernegativo is mijn favoriete:

Niets is van zijn beloning zekerder dan de opgewektheid, want bij haar vallen beloning en handeling samen. Want wie opgewekt is, heeft altijd een reden het te zijn, namelijk juist de opgewektheid zelf.

Schopenhauer noemt het zelfs het hoogste goed voor ons mensen. Hij zegt dat je opgewektheid altijd moet nastreven, omdat ze nooit ongelegen komt. Zelfs niet in de wachtkamer van de tandarts of stilletjes bij een begrafenis.

Een beroemd experiment met het potlood onderbouwt deze gedachtegang van Schopenhauer. Onderzoekers vragen mensen een potlood tussen hun tanden te klemmen. Dit forceert de lachspieren in de kaak en de wang. Je hersenen denken dat je iets leuks doet en beginnen geluksstofjes aan te maken. Dat zou de bloedtoevoer naar de hersenen veranderen, waardoor je je weer gelukkiger voelt. De kans is groot dat je hierdoor weer meer gaat lachen enz. enz.

Het enige wat jij moet doen is een muntje in de machine gooien door geforceerd opgewekt te zijn of op een potlood te bijten. Vervolgens kom je in een loop van opgewektheid terecht.geforceerd-opgewekt-zijna

 

Volgens Schopenhauer kun je de opgewektheid ook ‘opwekken’ (what’s in a name) door een goede gezondheid. Daarom zou dit het voornaamste doel van de mens moeten zijn, want “opgewektheid is de bloesem van volmaakte gezondheid”. Arthur geeft ons daarvoor concrete tips. Hij raadt ons aan om buitensporigheden te vermijden, evenals heftige en onaangename gemoedsbewegingen. Om die gezondheid te bereiken zou je volgens Arthur elke dag twee uur moeten wandelen.

Als je dus je best doet om vrolijker te zijn en je werkt aan je gezondheid, word je dus groots beloond. Een kanttekening: wat als je nu liefdesverdriet hebt of je bent in de rouw om het verlies van een dierbare? Iedereen weet toch dat die dingen onontkoombaar zijn en dat daar weinig kruit tegen is gewassen? Hoe moet je dan vrolijkheid opwekken?

Een quote van de onlangs overleden Nelson Mandela biedt misschien uitkomst. 27 jaar zat hij gevangen op Robbeneiland, omdat hij zich had verzet tegen de apartheid in Zuid-Afrika. Mandela besefte dat hij deze tijd in de gevangenis (daar verbleekt liefdesverdriet toch bij!), sterk moest blijven. Zo zei hij: a part of being optimistic is always keep looking to the sun and keep your feet moving, because despair leads to death and defeat.

Keep your feet moving, weer dat wandelen! Mochten deze grauwe dagen van januari je overvallen, weet je wat je te doen staat: wandel jezelf naar vrolijkheid. Of pak een potlood…

Drie manieren om discipline te kweken

“Zie jij ze ook lopen buiten? Met strakke outfits en nieuwe sportschoenen?” Een vriend wijst ze aan vanuit de auto. “Verrek je hebt gelijk!” zeg ik. Langs de Weesperzijde rennen tientallen hardlopers. “Dat is altijd zo, in die eerste week na oud & nieuw. Maar ja, die maand erna hè?” schampert hij.

Dan zijn de meeste goede voornemens (marathons lopen, afvallen, boeken schrijven) alweer als sneeuw voor de zon verdwenen en zit je weer ongelukkig thuis voor de buis met de sportschoenen in de kast en de extra kilo’s op de bank.

Alsof Marli Huijer hierop wilde inspelen, publiceerde ze eind 2013 het boek Discipline, overleven in overvloed. In het boek gaat de filosofe in op allerlei aspecten van discipline. Wat is het? En in hoeverre hebben we het nodig om ons te kunnen handhaven in deze tijd van -ondanks de crisis-ongekende overvloed? En maakt discipline gelukkig?

Ze schrijft dat er verschillende betekenissen van discipline zijn. Voor nu is het meest relevant dat het kan duiden op werken aan je zelf of zelfbeheersing. Haar stelling is dat dit in deze tijd van materiële overvloed hard nodig is. Ga je wel sporten als je ook Candy Crush kunt spelen of online kunt shoppen?

Een interessante vorm van overvloed is ook het fenomeen tijd. Huijer haalt de Duitse socioloog Hartmut Rosa aan die over onze huidige samenleving zegt: “We hebben geen tijd, hoewel we haar in overvloed winnen.” Door de moderne techniek kunnen we dingen tegenwoordig zo snel, dat we juist tijd zouden moeten hebben voor de dingen die we ons voor het nieuwe jaar hebben voorgenomen.

Maar niets is minder waar. We raken massaal verslaafd aan de snelle (a)sociale media. Hierdoor verliezen we weer meer tijd. Iedereen checkt bijvoorbeeld 30x per dag zijn email, of stuurt honderden berichtjes terwijl vroeger de postbode 1x op een dag kwam.

Huijer: “Discipline is daarom meer dan ooit nodig.” Maar hoe dan? Zelf ben ik ook met menig project begonnen dat later strandde in een gebrek aan volhouden.

Het boek geeft drie manieren om discipline te kweken:

1. Door herhaling en oefening. Je moet hetgeen je wil doen gaan doen en dan blijven oefenen en herhalen. “In de oefening worden handelingen of activiteiten langdurig tot vervelens toe herhaald en getraind, waardoor deze worden verbeterd, of tenminste op hetzelfde peil blijven.”
Voor een trainer klinkt dit als muziek in de oren, maar hoe houd je dat dan vol?

2. Door discipline uit te besteden aan de techniek. Sommige mensen zullen zelf nooit leren om gedisciplineerd te leven of dingen telkens maar te oefenen. Verleidingen liggen constant op de loer. Schakel daarom de techniek in. Huijer geeft het voorbeeld van de schrijfster Zadie Smith, die voor haar smartphone regelmatig de app self control aanzet, zodat ze tijdens schrijfuurtjes het internet niet op kan en wel moet doorschrijven.

3. Door discipline uitbesteden aan mensen. Als je met een project begint, kun je iemand (een vriend, collega) inschakelen die jou er op aanspreekt of je iets ook daadwerkelijk hebt gedaan. Daarvoor kun je natuurlijk ook een coach of een trainer inhuren. Heel effectief is om iets samen te doen. De sociale druk vergroot de kans dat je zult slagen!

Door discipline te betrachten kun je goede voornemens halen of volgens Huijer zelfs levensdoelen bereiken. Het is het toverwoord om iets gelukkiger te worden, omdat uiteindelijk niets meer voldoening geeft dan iets volhouden, afmaken of een grens verleggen! Zelf zou ik graag meer discipline willen in 2014. Helaas ben ik (we tellen 9 januari) al bezweken voor 8 afleveringen The Killing en 5 zakken chips, maar het jaar is gelukkig nog lang. Veel succes!

Haast je langzaam (en win tijd!)

Supergehaast en vol stress zijn ze, die Amsterdammers. Veel fietsende exemplaren wachten bijvoorbeeld niet vóór het rode stoplicht, maar rijden het voorbij. Omdat ze vaak niet door de voorbijrazende auto’s heen kunnen, komen ze uiteindelijk tot stilstand. Dan kijken ze druk om zich heen op zoek naar een gaatje om over te steken. Dat lukt sommigen. Kris kras door de toeterende wagens bereiken ze de overkant.

“Festina Lente, kent u die uitdrukking?” Zou ik met Dominee Gremdaat willen zeggen. Haast je langzaam, was een bekend gezegde bij de oude Romeinen en de lieveling van de beroemde Rotterdammer Erasmus. En dat wil wat zeggen, want hij verzamelde maar liefst 4000 spreekwoorden.

Hij vond haast je langzaam zo mooi (zo rijk, zo diepzinnig, zo heilzaam), omdat dit kleine zinnetje naast wijsheid ook een duidelijke paradox inhoudt. Je moet je haasten, maar dan wel langzaam! Hoe valt dat nou met elkaar te rijmen?220px-AldusManutius3

 

De Romeinen, die het spreekwoord veel gebruikten, hadden twee symbolen om dit uit te leggen. De dolfijn is het symbool voor de haast, omdat het een van de snelste dieren van de zee is. Het anker staat voor langzaam: het schip ligt voor anker.

Een van de ideeën van festina lente is dat voordat je ergens mee begint, je je eerst moet bezinnen. Dus afwachten, aarzelen en goed zaken overwegen voordat je iets doet. Toen ik als kind veel schaakwedstrijden speelde, moest ik van mijn vader altijd op mijn handen zitten (gooi je anker uit). Ik wilde altijd heel gauw zetten doen, maar voordat ik het wist had ik dan een grote fout gemaakt (huilen!). Van hem moest ik eerst het hele bord bekijken, nadenken wat voor gevolgen mijn zet had, gaf ik niet mijn dame weg? Daarna mocht ik als een dolfijn mijn zetten doen.

De Romeinse Keizer Augustus gebruikte het spreekwoord te pas en te onpas. Ook in officiële documenten. Zo spoorde hij de lezende ambtenaar of generaal aan om snelle ijver met trage nauwkeurigheid te combineren. Als je goed had bekeken dat jouw beslissing de beste was, mocht je razendsnel handelen van de keizer. De tijd was dan rijp. Augustus kan dan ook de uitvinder van het populaire begrip timing worden genoemd.

De uitdrukking kan ook gelden voor twee extreme soorten mensen. De besluitelozen laten hun schip altijd voor anker liggen en nemen nooit een besluit, terwijl de roekelozen, flapuiten en impulsieven onder ons razendsnel dingen zeggen of besluiten nemen waar ze later weer spijt van hebben. De Romeinen kenden dit. In de afbeelding hierboven is de dolfijn daarom ook om het anker heen gewikkeld. De twee moeten samenwerken. Twijfelaars hebben soms een snufje dolfijn nodig, de roekelozen een vleugje anker.

Terug naar het stoplicht. De gestreste mens die wacht voorbij het stoplicht, -een symbool haast voor deze tijd- klaar om met gevaar voor eigen leven over te steken, is een roekeloze dolfijn zou Augustus misschien zeggen. Ooit noemde Dominee Gremdaat de tijd die je wacht voor een rood licht of als je vertraging hebt in de trein, juist gewonnen tijd. Tijd om even om je heen te kijken, na te denken en te reflecteren op je situatie. Dat sluit naadloos aan bij Festina Lente: door soms langzaam te zijn, win je later tijd.

Verstijven, vluchten, vechten: een sprookje

Een crisis is een kans, ja, ja. Er was eens, jaren geleden, een beeldschoon meisje dat grote ruzie heeft. Assepoester noem ik haar. Ze zit links bij mij aan de tafel. Aan de rechterkant zit haar boze stiefzus. Allebei hebben ze een medestander naast zich. De vier vrouwen, samen één managementteam, kijken elkaar woest aan. De training is om dit conflict op te lossen.

De reputatie van de stiefzus is haar vooruitgesneld. Een oude wijze collega noemt haar eerder berucht: “Ruzie met Anastasia? Direct openbreken, jongen. Je weet het, zachte heelmeesters… ” Een slapeloze nacht denk ik erover na. Bij conflicten reageren mensen instinctief op drie manieren: verstijven, vluchten of vechten. Meestal overkomt mij het eerste, verkies ik het tweede, maar deze situatie vraagt het derde.

Ik klamp me vast aan de vijf stappen van conflicthantering:
1. Laten toegeven dat er iets ernstigs speelt.
2. Nagaan wat het echte conflict is.
3. Luisteren naar alle standpunten.
4. Samen zoeken naar manieren om het conflict op te lossen.
5. Overeenstemming bereiken en verantwoordelijkheid nemen voor de oplossing.

Bij een recente diplomatieke rel van Nederland gaat dat zo: Haagse politie arresteert kindonvriendelijke Russische diplomaat. Conflict met Poetin, want diplomaten zijn onschendbaar (ernstig!). Timmermans luistert naar hem, erkent Nederlandse fout en biedt excuses aan. Poetin aanvaardt.

Terug naar Assepoester en Anastasia. De training begint, ik gooi het meteen open: “dames, dit moet van tafel. Wie wil het woord?” Een lange ijzige stilte. Dan zegt Assepoester dapper: “er moet iets van mijn hart. Jij (ze wijst op de boze stiefzuster) maakt mij al jaren het leven zuur. Je stampt al mijn plannen de grond in, maakt me zwart bij de directeur en tijdens vergaderingen onderbreek je me…”
“Zwijg,” zegt haar collega. Ze knijpt haar ogen samen tot woedende speldeknoppen. “Hoe durf jij er mij van te beschuldigen dat ik je tegenwerk? Je hebt de afgelopen jaren überhaupt niets gepresteerd. Als je iets zegt, slaat het nergens op. Als je iets doet, mislukt het.” Woorden als zweepslagen. Assepoester begint te snikken. Fijn dat openbreken, denk ik nog.

“Dames, dames,” begin ik licht verstijvend, “Anastasia, besef je wel dat dit heel heftig is voor Assepoester? (een toen nog beginnende trainer grijpt in…) Geef je toe dat hier iets ernstigs speelt?” (Stap 1). “Jazeker! En daarom moet zij -ze wijst op het huilende meisje- uit het team!” “Maar wacht nou even”, zeg ik, “Wat is hier nu eigenlijk het probleem?” (Poging tot stap 2). Laten we een rondje maken waarin iedereen zijn standpunt naar voren kan brengen. (Stap 3, lig ik op schema?) ” De stiefzus gaat klinisch door met het uiten van beschuldigingen. Assepoester zegt: “Als het zo gaat, stop ik er nu mee. De stiefzus zegt ijskoud: “Ok.” Het huilende meisje vlucht, ondersteund door haar hulpje, de zaal uit.

Ik ren hun achterna, maar aan stap 3, 4, 5 en 6, kom ik ondanks aandringen bij beide partijen niet toe. Ten einde raad, bel ik hun leidinggevende, de opdrachtgever, om mijn falen uit te leggen. Ze zegt: “hartelijk dank voor deze kans, hier heb ik lang op gewacht.” Rustig vraagt ze naar Anastasia, die begint te sputteren, en zet haar telefonisch (!) uit het managementteam.
Ik sta perplex. Niets stappenplan! Soms mislukt blijkbaar iets zodanig, dat alles goed komt. De stiefzuster druipt af, Assepoester keert terug. De crisis was een kans. Voor de opdrachtgever.

Dit artikel verscheen ook in de Intermediair

Ongelukkig zijn – een aanmoediging

Al het ongeluk in de wereld is het gevolg van het feit dat de mensen niet gewoon thuisblijven, zegt Blaise Pascal, een Franse filosoof. Dit zien we maandag 28 oktober bij de eerste herfststorm van het jaar. De KNMI geeft een weeralarm af: grote storm langs onze kustprovincies. De Telegraaf adviseert: blijf thuis, het wordt gevaarlijk! Luistert iemand? Nee hoor, de volgende dag sta ik braaf in een file van zes kilometer. Wat doen we daar eigenlijk met zijn allen? De auto’s rammelen heen en weer, bomen en vrachtauto’s waaien om. Een eik doodt een Amerikaanse toeriste in Amsterdam. Waarom blijft er zelfs op een orkaanachtige dag niemand thuis?

Is het plichtsgevoel? “Ja, ik moet toch naar mijn werk? Ik kan die mensen toch niet laten wachten?” Is het de spanning? “Dit is gewoon de perfecte dag om naar het strand te gaan! Heerlijk al dat natuurgeweld.”

Of vinden we een antwoord op die vraag misschien bij de mens die altijd maar streeft naar geluk en daarvoor het gevoel heeft dat hij zijn huis nu eenmaal moet verlaten? Daarbuiten is het geluk ergens te vinden en grote jongen die mij tegen houdt. Denk aan the pursuit of happiness, het streven naar geluk, dat ligt verankerd in de Amerikaanse grondwet. Een zin die haast symbool staat voor de hele westerse samenleving. Ieder mens werkt keihard, onderneemt dingen, die soms slagen en soms mislukken. Zo leidt hij een jachtig bestaan. Maar zijn we daarin niet een beetje doorgeslagen? Zijn we niet te hard op zoek naar geluk? Mooi geïllustreerd bij die file in de herfststorm?

In zijn boek Ongelukkig Zijn, een aanmoediging (leuke titel!) gaat de Duitse denker, Wilhelm Schmidt nog een stapje verder. Hij zegt dat mensen in de moderne tijd niet alleen vinden dat ze naar geluk moeten streven, maar ze beweren zelfs dat ze recht hebben op geluk. “Ik eis een fantastisch leven, ik wil een leuke baan, een perfecte relatie, drie kinderen, vijf hobby’s en genoeg tijd om 4 keer per jaar op vakantie te gaan. Ja toch? Of vraag ik nu teveel?”

Volgens Schmidt bestaat het leven juist voor een groot gedeelte uit ongeluk. Ziektes en dood, echtscheidingen en liefdesverdriet, economische crises en massaontslag. Het leven kenmerkt zich door pieken en dalen. Zonder ongeluk zou geluk misschien niet eens bestaan. Hij beweert dat het moderne begrip van het geluk mensen systematisch het ongeluk in jaagt. Het moet altijd maar happy en blij, maar mag een mens ook eens treurig zijn? “Melancholie of treurigheid zijn een gezonde modus van het menselijke zijn die er gewoon bij horen,” aldus Schmidt. “In onze tijd worden melancholische mensen vaak juist meteen in de hoek van een depressie geduwd.”

Hij zegt dat je niet de hele tijd gelukkig hoeft te zijn. Hij biedt ook een oplossing. Hij zegt dat je in het leven kan streven naar zingeving. In zijn boek geeft hij tal van voorbeelden hoe je dat kunt doen. Praktische als muziek maken of lekker eten, maar ook fundamentele als zinvol werk, goede gewoontes en vrienden.

Ironisch genoeg zijn dat juist weer zaken die je weer veel terugvindt in de geluksliteratuur. Toch is het belangrijk wat Schmidt zegt. Ongelukkig en melancholisch zijn, hoort bij het leven. Je kunt nu eenmaal niet altijd gelukkig zijn en je zou daar ook niet naar moeten streven. Ook niet in een stormachtige file op weg naar zinvol werk.

Twijfelaars en keuzestressers, houd van je lot!

“Als ik de kaarten nu uitdeel, spelen we een bepaald klaverjasspelletje, maar als ik nog even doorschud hebben we een totaal ander spelletje. Het besluit of ik nu uitdeel, of nog even doorschud, bepaalt wie wint of verliest. Dat is het lot.” Ik kijk mijn broer aan. “Want als ik nu stop, geef ik je misschien wel pitkaarten.” Ik schud verder: “en met deze kaarten ga je wellicht nat.”

Mijn broer heeft dit vaker gehoord en vindt het verschrikkelijk. “Houd nou eens op, man! Deel nu maar uit. Zo kan je wel altijd blijven doordenken.” En dat klopt. Een vrijgezel denkt bijvoorbeeld: als ik vanavond uitga, ontmoet ik misschien de vrouw van mijn leven, maar wie weet gebeurt het wel als ik thuisblijf en pas morgen ga stappen.
Gek word je van die gedachte. Echte twijfelaars verlammen door dit soort vragen. Ze delen de kaarten niet meer uit, maar schudden eeuwig door.

Kun je invloed hebben op je lot? Dat is de grote vraag. Want het lot besluit of je goede kaarten krijgt of niet.
Sommige mensen vinden van niet en zeggen dat alles voorbestemd is. “Dit moest zo gebeuren!” Ik moest jou echt hier bij de Eiffeltoren ontmoeten. Een andere plek was ondenkbaar geweest! Iemand, God of het lot heeft hier een hand in gehad!” Anderen zijn nuchterder: “Je kunt er lang over praten of kort en er zijn veel toevalligheden op de wereld, maar die moesten zo gebeuren, omdat ze nu eenmaal zo zijn gebeurd.” De laatste gedachte vind ik verfrissend. Toevalligheden zijn er en niemand heeft die van tevoren uitgedacht.

De oude Romeinen dachten veel na over de invloed van het lot op het leven. Zo zei de beroemde filosoof Seneca: “Dus alles wat we moeten ondergaan, omdat de wereld nu eenmaal zo in elkaar zit, moeten we fier op ons nemen. Gelukkig is hij die tevreden is met zijn huidige lot, hoe dat ook mag zijn, en die positief staat tegenover de omstandigheden waarin hij verkeert.”

“Houd van je lot” (amor fati), beweren de stoïcijnen zelfs. Ook bij dood en verderf. Maar de Duitse denker Nietzsche voegde er jaren later aan toe dat dat niet betekent dat je alles zonder kritiek moet accepteren, want “je oefent zelf ook invloed uit op je werkelijkheid.” Je mag nooit passief of zelfgenoegzaam worden. Zeker dus geen slachtoffer worden. Bijvoorbeeld: ik val nu eenmaal op foute mannen.

Een populaire sportterm is: geluk dwing je af. En natuurlijk kun je het lot een handje helpen. Niet in een kaartspel, tenzij je steekt en vals speelt, maar een vrijgezel kan natuurlijk wel naar een bar gaan waarvan hij weet dat net dat ene meisje er vanavond is. Of hij gaat naar een feestje voor gelijkgestemde singles. Daar komt hij goed voor de dag, omdat hij mooie kleren heeft aangetrokken en de technieken etaleert, die hij heeft geleerd op zijn anti-verlegenheidscursus. Hij spreekt meisjes beleefd aan en trakteert ze op een drankje.

Het lot moet jouw keuzes niet teveel belemmeren. Daarom twijfelaars en keuzestressers, deel die kaarten maar gewoon uit! Het maakt allemaal niet zoveel uit. Speel met de kaarten die je krijgt. En als de vrijgezel charmant, grappig en verzorgd voor de dag komt, kan hij zeker die vrouw van zijn dromen ontmoeten. Hij heeft dan troefkaarten in handen!

Zweten en stotteren voor het veelkoppige monster

Overgeven, rode vlekken en angstzweet. Ze moet weer en haat het! Een groter ongeluk is voor haar niet denkbaar dan spreken in het openbaar. 200 kritische ogen zullen haar aankijken (acteurs noemen dit het veelkoppige monster van het publiek), 100 monden lachen haar uit. Dan maakt ze een grap, niemand lacht: horror! Daar staat ze dan eenzaam op het podium, naakt blijkt opeens: nachtmerrie! In de top 10 lijstjes waar mensen het meeste bang voor zijn, staat presenteren al jaren op 2 of 3, naast doods- en vliegangst. Deze politica, die ik train, is absoluut niet de enige met ultieme spreekvrees.

Maar sommige mensen just love it! Mark Rutte sprak aan het begin van deze maand zijn hele H.J. Schoo-lezing met plezier uit het hoofd. Obama zei over spreken in het openbaar: “Als student kwam ik erachter dat ik goed overkwam en ik besefte: nu is alles mogelijk (Yes I can).”

In de presentatietrainingen die ik geef, zie ik regelmatig voorbeelden van de twee uitersten. Mensen die je met een mes in de rug moet dwingen te beginnen, terwijl anderen weer opkomen alsof ze Martin Luther King zelf zijn.
Beide soorten zijn gebaat bij drie beproefde principes. Ze werken zelfs voor mijn paniekerige politica.

De belangrijkste is: oefen, oefen, oefen! Doe de speech die je moet geven een paar keer voor je broer, vriend of spiegel. Als je je verhaal maar een paar keer hebt gedaan. Met een mislukte afscheidsrede voor je collega kan je nog wel wegkomen, maar die presentatie bij een belangrijke klant moet gewoon goed zijn. Door te oefenen herken je de mooie maar irrelevante passages in je verhaal (kill your darlings), weet je of je verhaal te lang of te kort duurt en als je oefenpubliek eerlijk is, vertelt het je of die openingsgrap wel of niet kan. En passant verdwijnen ook je zenuwen.

Ook belangrijk is dat je verhaal een goede structuur heeft. Eerst volg je Aristoteles: kijk wat je nodig hebt om te overtuigen, breng het onder woorden en zet het in de goede volgorde. Hierna is VVV van groot belang. Niet het toerismebureau, maar Vertel wat je gaat vertellen, Vertel het en Vertel wat je hebt verteld. Bijvoorbeeld de structuur van Rutte’s eerdergenoemde lezing in een notendop: ik ga u vandaag een nieuw perspectief schetsen voor de Nederlander: consumeer meer! Dit is mijn nieuwe perspectief voor de Nederlander: consumeer meer! en hartelijk dank voor uw aandacht voor mijn nieuwe perspectief voor de Nederlander: consumeer meer! Met de kracht van herhaling vergroot hij de kans dat de luisteraar iets kan terugvertellen van zijn verhaal. Daarnaast is VVV een handige wegwijzer voor je verhaal. Als je mensen precies uitlegt, wat je hen gaat vertellen, weten ze wat ze moeten verwachten en blijven ze langer bij je (oh, hij is al hier in zijn verhaal, het zal bijna afgelopen zijn).

De derde vaardigheid is WEET WANNEER JE MOET OPHOUDEN. Je ziet het overal. Kleine imitatie Castro’s, die de smaak te pakken krijgen, en niet meer willen stoppen. Tot iemand onverbiddelijk zegt: gezien de tijd, moet ik u vragen om af te ronden. Of erger: driekwart van de zaal checkt inmiddels zijn email of kijkt uit het raam. Een handig rijmpje helpt je hierbij. Waarna ik er zelf ook meteen een einde aan maak.

1. Stand up, so they will see you.
2. Speak up, so they will hear you.
3. Shut up, so they will like you.

Dit artikel verscheen ook in Intermediair